Van modderige weilanden naar strak georganiseerde showcase
“Festivals zijn niet meer wat ze vroeger waren!!”, zo’n beetje de meest getikte comment op willekeurig welke aankondiging ook over willekeurig welk festival ook 🙂
Vroeger stond je tot aan je enkels in de modder met je rugzak vol goedkope bierblikken, nu zijn het strak georganiseerde events waar alles draait om ervaring, comfort en branding. De festivalindustrie heeft in vijftig jaar tijd een groeispurt doorgemaakt waar menig sector jaloers op is. Maar dat ging niet vanzelf. Ik neem je mee aan de hand van mijn eigen ervaringen én de grotere bewegingen.
Vrijwilligerswerk: de romantiek van het ongeorganiseerde
Eind jaren 90 werkte ik als backstage security bij Dynamo Open Air. We waren ook de enige security backstage, die zowel op als achter het podium ‘alles in goede banen moesten leiden’. Niet als security professional, maar als gewone vrijwilliger.
Ja, toen kon dat nog! Geen certificaten, geen bedrijfsmatige aanpak, gewoon een zwetende jongere die, na 10 minuten instructie over hoe de portofoon werkte, orde moest houden tussen metalbands, fans, andere vrijwilligers en roadies. Ook alle andere security, de vangploeg, en vrijwel iedereen die er werkte was toen nog vrijwilliger.
Dus ja, lang niet alles ging goed, maar we deden wat we wilden doen omdat we het leuk vonden, en we deden ons best.
Als je de “ramp” documentaire van Woodstock ’99 op Netflix hebt gezien terwijl je zelf bij DOA ’99 in Nuenen was zul je waarschijnlijk (net als ik) gedacht hebben “het scheelde niet veel van elkaar”.
Tegenwoordig wordt dit allemaal GELUKKIG door professionals met strakke draaiboeken en camera’s geregeld. Beter, veiliger, maar ook heel veel duurder.
Muzieksmaak: van rock naar generiek en verder
Waar vroeger het programma van festivals zoals Pinkpop, Lowlands en Pukkelpop uit hoofdzakelijk rock- en metalacts bestonden, ligt dat plaatje nu totaal anders. Kijk eens naar de line-ups. House, pop en zelfs hiphop nemen tegenwoordig het voortouw. Dat is niet uit luxe, maar pure noodzaak.
De muziekliefhebberij veranderde. Jarenlang was er zelfs een periode dat een hele generatie simpelweg niet naar festivals ging; die trokken liever naar de discotheek, of kwamen pas weer los toen de house en dance hun intrede deden. Parkzicht in Rotterdam was op dat vlak legendarisch; als je daar stond te stampen voelde je de nieuwe tijd aankomen.

Clubs vs festivals: de verschuiving
De jaren tachtig en negentig waren het tijdperk van de clubs. Peppermill in Heerlen, Dockside in Hasselt, simpelweg iconisch (ja, in de Randstad waren weer andere plekken maar daar kwam ik dan persoonlijk weer niet). Je ging uit naar zulke plekken, niet naar een festival. Maar dat veranderde.
Clubs verdwenen, festivals namen het over. Parkzicht was ooit een echt ’thuis’ voor houseliefhebbers. Nu? Je zoekt het op een festival. En nee, dat is niet alleen omdat de overheid het moeilijker maakte, maar ook omdat mensen meer willen: alles bij elkaar. Muziek, eten, sfeer, beleving.
Lowlands en Pinkpop? Die moesten wel breder worden, hun identiteit verbreden, om te overleven. Je ziet dat allemaal terug als je kijkt naar hoe de sector is doorontwikkeld tot een miljardenindustrie.
Professionalisering, groei en de prijs die we betalen
Laten we niet doen alsof professionalisering gratis is. De ticketprijzen zijn de afgelopen jaren flink gestegen, om meerdere redenen:
- Artiesten die veel meer geld vragen dan toen ze hun geld nog verdienden met plaatverkoop en ze vooral tourden om meer platen te verkopen. Ja, en ze hebben ook ‘hospitality riders’, maar heel eerlijk betekenen die in het grote plaatje van de organisatie financieel een stuk minder dan de aandacht die je er mee trekt als je er een nieuwsartikel over schrijft 😉
- De overheid; zowel gemeenten, brandweer als politie zijn betrokken bij ieder festival, en om je vergunningen te kunnen krijgen (en behouden) moet je voldoen aan heel veel voorwaarden die allemaal heel veel geld kosten.
- De zakelijke kant; we hebben allemaal gelezen over investeringsmaatschappijen die zich in de evenementenindustrie begeven. Niks nieuws overigens, achter ieder groot festival zit vaak een partij die verantwoordelijk is voor de financiële zekerheid, en die wil er ook iets voor terug.
Wat jij er zelf voor terugkrijgt?
Een organisatie die staat als een huis, een ervaring van begin tot eind waar niets aan het toeval wordt overgelaten. Maar het voelt ook minder rauw, minder authentiek. Dat is de prijs van groei. En dat is okay.
Conclusie: de enige constante is verandering
Misschien is dat wel de belangrijkste les uit vijftig jaar festivals. Alles verandert.
De vrije seks van de sixties, de rock van de seventies, disco in de eighties, house in de nineties en alle verschuivingen daarna.
Covid zette de sector op pauze, maar bracht hem ook weer VOLOP terug in beweging.
Het is wat het is: iedere generatie bouwt haar eigen feestje, en dat is volkomen normaal. Accepteer het, geniet ervan, en vergeet wat vroeger was. Dat is niet meer, maar er is voldoende voor in de plaats gekomen. Of je nu een nostalgische metalhead bent of een party animal die op drie festivals per jaar staat.
(Als je toch nog wat van die oude sfeer wil proeven, ga dan aankomend weekend naar Sjock: het oudste festival van België, nog altijd onafhankelijk, klein, en met hele democratische prijzen.)